Presidente Dilma Rousseff doet het goed in de peilingen. Haar partij leidt een coalitie die de oppositie in het federale Congres vleugellam heeft gemaakt. De Partido dos Trabalhadores lijkt op weg om de vaste regeringspartij van het land te worden. Het schrikbeeld dat de veelal rechtse oppositie onder leiding van de PSDB schetst van een socialistisch Brazilië à la het Venezuela van Hugo Chávez of het Cuba van de Castro's snijdt echter totaal geen hout. Brazilië is een coalitieland, waarbij de eeuwige middenpartij de PMDB een cruciale rol speelt in de poging om van het land in ieder geval een sociaaldemocratische welvaartsstaat te maken.
De termijnen van de presidenten Fernando Henrique Cardoso (PSDB) en Luiz Inácio Lula da Silva (PT) hebben Brazilië geen windeieren gelegd. Nadat FHC de fundamenten had gelegd voor de huidige dynamiek van het land, maakte Lula daar vervolgens handig gebruik van om zijn idealen van meer sociale gerechtigheid te concretiseren. In wezen hadden beide staatshoofden daarbij eenzelfde idee van een sociale welvaartsstaat voor ogen. (Vergeet niet dat de PSDB in naam een sociaaldemocratische partij pretendeert te zijn, de Partido da Social Democracia Brasileiro en dat president FHC binnen de internationale sociaaldemocratische wereld een groot aanzien geniet.) Daar waar FHC en Lula in mindere mate zaaiden lijkt de huidige president van het land Dilma Rousseff de rijpe vruchten te kunnen plukken. Ondersteund door stijgende exportinkomsten uit met name de landbouw en de groeiende economische potentie door o.a. een expanderende aardolieindustrie zijn er voldoende financiële middelen daar om van Brazilië een welvaartsstaat te kunnen maken en in het kielzog daarvan de machtspositie van met name de PT voor de komende decennia te verankeren.
Het leidt mijns inziens dan ook geen twijfel dat de ene na de andere sociale wetgeving de socialisten ook electoraal geen windeieren zullen gaan leggen. Na het uiterst succesvolle Bolsa Família-programma, die uiteindelijk (ook hier na voorbereidend werk van FHC) onder president Lula volledig tot stand kwam en waardoor miljoenen arme Brazilianen voor het eerst in hun leven op relatief eenvoudige wijze in hun basisbehoeften konden voorzien volgden andere prestigieuze sociale programma's op met name het gebied van volkshuisvesting (Minha Casa, Minha Vida), sanitaire voorzieningen en inkomenssteun. Presidente Dilma heeft zich bij haar aantreden in 2011 ten doel gesteld om onder haar bewind eens en voor altijd af te rekenen met de aller ernstige vormen van armoede. In juni van dat jaar lanceerde ze daartoe het programma Brasil Sem Miséria, waarvan gisteren het met veel publiciteit omgeven onderdeel Brasil Carinhoso werd bekendgemaakt. Het was Moederdag (of zoals het in Brazilië heet Dag van de Moeders) en een uitstekende gelegenheid voor de federale regering om goede (electorale) sier te maken met een programma dat voorziet in inkomensonder-steuning voor gezinnen met kinderen tussen de 0 en de 6 jaar. Elk gezin ontvangt daartoe gegarandeerd R$70 per afzonderlijk gezinslid. Daarnaast voorzien de plannen in de uitbouw van het aantal crèches en een aantal voorzieningen in de kindergezondheidszorg.
De PSDB zal al deze plannen tandenknarsend aanschouwen. Met de riante mogelijkheden voor de socialisten om de komende jaren met dit soort Moederdagcadeautjes belangrijke verkiezingen in te gaan (in oktober dit jaar gaan de Brazilianen nieuwe burgemeesters en gemeenteraadsleden kiezen) zal de populariteit van de PT-president en daarmee de machtspositie van haar partij alleen maar toe kunnen nemen. De oppositie kan om het verschil te maken alleen maar de ethische kaart spelen. Het is dan ook geen wonder dat de PSDB en haar bondgenoten DEM en PPS juist deze maanden, door het uitspelen vande kaart van het Mensalão-proces en het parlementaire Cachoeira-onderzoek, probeert aan te tonen dat de socialisten corruptie-gevoelig zijn en zo toch nog de stem van het volk te kunnen winnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten