(Foto: Vagner Rosario)
Volgens de federale procureur-generaal Rodrigo Janot (foto) zou het onderzoek van de civiele politie en de interne dienst van de militaire politie na de gebeurtenissen grote manco's hebben bevat. Er zouden geen politiemensen zijn gehoord en evenmin zou er onderzoek zijn gedaan naar vuurwapens, munitie en het gebruik van auto's. De justitieautoriteiten van São Paulo bevestigen dat de zaak van de vijf jongens door beide politiediensten is onderzochte en dat dat uiteindelijk heeft geleid tot 51 processen-verbaal. Ten lange leste werd de zaak echter toch geseponeerd wegens het gebrek aan sluitend bewijs. Na die seponering van de zaak volgde in 2009 een eerste verzoek van de gerenommeerde mensenrechtenorganisatie Conectas Direitos Humanos tot een zogenoemde federalisering van het moordonderzoek. Aan dat verzoek blijkt deze week door het federale openbaar ministerie gehoor te zijn gegeven, in de wetenschap dat dezelfde zaak twee jaar geleden door Conectas aanhangig is gemaakt bij het Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens van de OAS (Organisatie van Amerikaanse Staten).
Federalisering van een strafzaak komt in Brazilië zeer zeldzaam voor. Het oplossen van moordzaken is in principe grondwettelijk voorbehouden aan justitie in een deelstaat, waarbij het OM en de politiediensten in 1988 verregaande autonomie van 'Brasília' hebben gekregen. Pas als blijkt dat er grove fouten in het onderzoek zijn gemaakt kunnen de federale autoriteiten ingrijpen.Tot op heden is dat nog maar vijfmaal gebeurd. In de zaak van de moord in februari 2005 op de landactiviste Dorothy Stang in de deelstaat Pará en naar een viertal zaken die verband hielden met de activiteiten van doodseskaders in de deelstaat Goiás. Juridisch komt het erop neer dat de competentie van de deelstaatjustitie in twijfel wordt getrokken en dat de federale autoriteiten in de deelstaten op bevel van het federale hooggerechtshof (Supremo Tribunal da Justiça/STJ) haar taak overnemen. Het is dan aan de federale politie om de zaak samen met de procureur-generaal op te lossen.
Tot op de dag van vandaag is onbekend hoeveel doden er in die acht dagen in São Paulo door de aanslagen van beide kanten zijn gevallen. De schattingen lopen tussen de 261 en 600 doden in totaal, waarbij het merendeel van de onderzoeken door de autoriteiten en mensenrechtenorganisaties zo rond de 550 hangt. Een apart federaal onderzoek zou uiteindelijk tot het definitieve aantal slachtoffers moeten komen. In 2012 kwam een speciale commissie van de Raad voor de Bescherming van de Rechten van de Mens (CDDPH) van het federale ministerie van Justitie met een eindrapport waaruit blijkt dat er in totaal 564 doden zouden zijn gevallen (505 burgers en 59 agenten) en 110 gewonden. Datzelfde onderzoek wees uit dat 50% van de doden door drie schoten zouden zijn gedood en 10% zelfs met acht. In 60% van de gevallen betrof het schoten door het hoofd, 27% door de nek en 57% in de rug. Wat tot de conclusie leidt dat het overgrote merendeel van de moorden executies van vooral politiezijde zijn geweest.
Naar die doden door politiegeweld is nooit een onderzoek verricht tot grote frustratie van de nabestaanden die zich sinds 2006 verenigd hebben in de beweging Mães de Maio (Moeder van Mei). Want in tegenstelling tot veel van de families van de omgekomen politiemensen hebben zij nog geen gerechtigheid, laat staan een schadeloosstelling van de Staat gekregen. Het zijn deze moeders die veelal tegen beter weten in veel heil verwachten van de federalisering van de moord op de vijf jongens. Maar vooral van een internationale veroordeling van de Braziliaanse Staat door de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens en daarmee de verplichting aan Brazilië om haar burgers te beschermen tegen onrechtmatig geweld door de politiediensten.
Sinds vorige maand buigen zo'n vijftien onderzoekers in samenwerking met het staatssecretariaat voor de rechten van de mens zich over een honderdtal zaken die in mei 2006 in de stad Santos hebben plaatsgevonden. Dat team bestaat uit medici, forensisch-archeologen, sociale wetenschappers en historici houdt zich met Brits subsidiegeld bezig met het onderzoek van de stoffelijke overschotten en het maken van een databestand. Het opnieuw opgraven van lijken wordt daarbij niet uitgesloten.
Bronnen: G1,O Diario en Amnesty International
Geen opmerkingen:
Een reactie posten